Het werk als afleverchauffeur in de zuivel kon je gerust behoorlijk zwaar noemen; het was vaak op de onmogelijkste tijden voor een nachtrit je bed uit, om door weer en wind met je vrachtwagen de melkslijters en winkels te bevoorraden. Trekkend en/of duwend - soms met je rug ertegenaan - aan loodzware rolcontainers, met soms wielen eronder die niet wilden rollen, en dit over een vaak ongelijk tegelpad. De beloning voor dit nachtelijke, zware en koude koelcelwerk was best karig te noemen. De zuivel-chauffeurs waren dan ook van mening dat dit een hogere functiewaardering verdiende; er was een sterk verouderd functie-classificatiesysteem waarin in tien jaar niets was veranderd. Ze lieten hun stem dan ook horen bij de directie van CMC-melkunie. Daar kregen ze weinig gehoor, en de directie was van mening dat het wel weer over zou waaien; dat was echter een grote misrekening.
Omdat de chauffeurs het niet gewend waren om actie te voeren, om de simpele reden dat ze dat nooit eerder hadden gedaan, bewandelden zij dan ook de voor hen meest logische weg, die via de vakbonden. Maar ook die kregen totaal geen gehoor bij de directie van CMC-melkunie. De chauffeurs waren zeer teleurgesteld door deze opstelling van hun directie, en in de wetenschap dat hun collega's bij Van Grieken in Den Haag al wel een hogere functiewaardering hadden gekregen, vonden zij het hoog tijd om dan zelf maar - met ondersteuning van de vakbonden - actie te ondernemen. Het werd uiteindelijk de eerste staking gaan in de zuivelindustrie in dertig jaar.
Woensdag, 2 januari 1980
De chauffeurs van het CMC- melkunie distributiecentrum in Amsterdam hadden al vroeg op de ochtend van 2 januari 1980 opnieuw voor enkele uren het werk neergelegd. Tijdens een bijeenkomst die ochtend werd er door de chauffeurs besloten geen nachtritten meer te rijden als de directie van CMC-melkunie zou blijven weigeren in te gaan op hun looneisen. Het was niet de eerste keer dat de chauffeurs van het D.C. een werkonderbreking hielden.
Ook op vrijdag 21 december net voor de kerstdagen hadden de Amsterdamse D.C.-chauffeurs al enkele uren het werk onderbroken. De chauffeurs eisten een loonsverhoging van 15,20 per week als voorschot op de uitslag van het onderzoek naar een herstructurering van de cao, die eind januari 1980 zou worden afgerond. De werkonderbreking voor kerst in december 1979 leidde tot een vervroeging van het cao-overleg tussen werkgevers en werknemers in de zuivelindustrie; dat was aanvankelijk gepland op 10 januari 1980. Nu vond dit gesprek op vrijdag 28 december 1979 plaats. Helaas leverde dit overleg niets op. De bonden verlieten de onderhandelingstafel, nadat volgens hen gebleken was dat de werkgevers daar met vrijwel lege handen naar toegekomen waren.
Volgens een woordvoerder van het hoofdkantoor van CMC-melkunie in Woerden kwamen de bonden die vrijdag met drie eisen:
1. een koelceltoeslag van 40 cent per uur (16 gulden per week];
2. een voorschot op het herstructureringsonderzoek van 40 gulden per week;
3. een verhoging van de ploegentoeslag met 2,5 procent (15 à 20 gulden per week).
Volgens de CMC-woordvoerder betekende dit eisenpakket een reële loonsverhoging van 8 à 10 procent. Voor de hele zuivel-industrie, waar in 1980 ongeveer 22.000 mensen werken, zou dat een loonsomstijging tot gevolg hebben van 50 à 60 miljoen gulden; een onmogelijke zaak, aldus de werkgevers. De zuivelwerkgevers waren wel bereid de gevraagde koelceltoeslag alvast te betalen. Volgens hen was men het erover eens dat dit een reële zaak is. De werkgevers waren echter niet bereid vooruit te lopen op de uitslag van het cao-herstructureringsonderzoek door voorschotten te geven.
Bij de herstructurering van de cao ging het onder meer om een betere beloning van vuil, zwaar en onaangenaam werk. Het was destijds een reden temeer waarom de werkgevers bezwaar hadden tegen het uitbetalen van een voorschot aan iedereen, terwijl niet vaststond dat er voor alle functies een herwaardering zou komen. Wat de werkgevers betreft, zouden de gevolgen van het herstructureringsonderzoek pas ter sprake komen bij de cao-onderhandelingen voor het jaar 1980. Wel zouden de hieruit voortvloeiende loonsverhogingen met terugwerkende kracht tot 1 januari van dat jaar betaald worden. De cao in de zuivelindustrie loopt van 1 april tot 31 maart.
Tijdens de actievergadering van chauffeurs op 2 januari 1980 in Amsterdam werd besloten de acties op te schorten. Van het resultaat van de besprekingen tussen de bonden en de CMC-melkuniedirectie hing nu af of de melkindustrie in de war zou worden gestuurd. Die avond zouden er spijkers met koppen moeten worden geslagen. “En anders gaan we tot acties over," zo lieten de chauffeurs die morgen nog weten. Het gevolg van de actie op 2 januari 1980 - waarbij de eisen die door de chauffeurs werden gesteld overigens afweken van wat de bonden hadden gevraagd - was dat de melk verlaat bij de klanten arriveerde.
Ondertussen had men ook bij de collega's in Rotterdam – Spaanse Polder] geïnformeerd naar hun bereidheid om mee te doen bij een eventuele staking. Die bereidheid was er zeker, wat ook al snel zou blijken. De andere CMC- melkunie-locaties werden nog even buiten schot gehouden, maar wel voortdurend op de hoogte gebracht.
Dinsdag 8 januari 1980
Nog geen week later, op dinsdag 8 januari 1980, was de staking een feit. De 55 chauffeurs van het distributiecentrum van CMC-Melkunie in Amsterdam en de 45 chauffeurs van CMC-melkunie in Rotterdam gingen vanaf vijf uur die ochtend in staking. De chauffeurs weigerden uit te rijden, omdat de Raad van Bestuur van CMC-melkunie bleef weigeren de chauffeurs meer te betalen in de vorm van een hogere functiewaardering. De Amsterdamse CMC-melkunie chauffeurs gingen met hun Rotterdamse collega’s in overleg hoe de acties verder moesten worden gevoerd.
Een delegatie van de besturen van de werkgeversorganisatie in de zuivelindustrie, de WZM, en de FNZ, samen met de Voedingsbond FNV, deelde in een verklaring na afloop van dat gehouden beraad mee, dat de uitslag van het ingestelde onderzoek naar de functie van de chauffeurs bij CMC-melkunie, “geen aanleiding” had gegeven om deze chauffeurs op dat moment al in een hogere functiegroep te plaatsen of hun een voorschot te verstrekken. Echter, volgens een woordvoerder van de voedingsbond FNV, was de commissie die het “kleine" functie-classificatieonderzoek voor haar rekening nam, tot de conclusie gekomen dat het werk voor de chauffeurs inderdaad veel zwaarder was geworden. Bij het indelen van “functieklassen" werkte men in de zuivelindustrie met punten,
Een verouderd systeem volgens de woordvoerder. De chauffeurs haalden toen net niet genoeg punten om hoger te worden ingeschaald. Een functieklas hoger betekent voor de CMC-melkunie chauffeurs 27,29 bruto per week extra. Bij CMC-melkunie werkten in 1980 totaal 300 chauffeurs. Volgens de woordvoerder had de directie van CMC-Melkunie inmiddels “juridische stappen" tegen de stakers aangekondigd. De Voedingsbond FNV hintte erop dat niet alleen bij de chauffeurs, maar in de gehele zuivelindustrie brandhaarden bestonden die ieder moment tot uitbarsting konden komen. Daarbij ging het behalve om de functie-classificatie ook om toeslagen voor vuil, zwaar en onaangenaam werk. Door deze staking bij CMC-melkunie, het was de eerste in de zuivelindustrie in dertig jaar, werden bij elkaar totaal 1.875 melkslijters, winkels, supermarkten, en daarbij nog alle filialen van Albert Heijn in het hele land, niet meer van melkproducten voorzien. De chauffeurs brachten wel melk en zuivelproducten naar ziekenhuizen, bejaardentehuizen en soortgelijke instellingen. Volgens de woordvoerder van de voedingsbond FNV ging het bij deze actie om vijf miljoen liter melk en melkproducten per week.
Woensdag 9 januari
De melkschaarste was het gesprek van de dag in de kleine melkzaken. De vaste klanten kregen vrijwel overal maximaal twee pakken mee. Amsterdam telde toen ongeveer zo’n 280 kleine melkhandelaren. Deze stonden die woensdag in een lange rij in de kou te wachten voor de poort van het distributiecentrum CMC-melkunie in het industriegebied Overamstel. Uit de lijst van ongeveer 2.000 klanten stelden de stakers een lijst samen van kleine melkhandelaren die zelf een paar kratjes melk, yoghurt en vla mochten komen halen. Deze handelaren die met een “elektrische hond" of een busje hun wijk deden, staken hun ongenoegen overigens niet onder stoelen of banken. Met de stakers werd heftig gediscussieerd, en om eventuele ongeregeld-heden te voorkomen mochten de melkventers slechts per twee tegelijk het fabrieksterrein op. Om de boze melkboeren enigszins tot bedaren te brengen deelde de Voedingsbonden koffie uit, al of niet met melk. Bij de grootwinkelbedrijven waren de schappen met melk en melkproducten al heel gauw leeg. Veel klanten namen extra flessen melk mee. Van de kleine melkhandelaren die hun melk zelf moesten komen halen, wisten de stakers precies, aan de hand van hun bestellingen van een paar weken daarvoor, wat zij geleverd hadden kregen. Zo werd voorkomen dat de melkboeren gingen hamsteren. Bij het CMC-melkunie-bedrijf in de Rotterdamse Spaanse Polder was het ook een komen en gaan van melkhandelaren die zelf hun melk kwamen ophalen nu de toevoer door de stakende chauffeurs was gestremd
De melkkraan werd ook steeds verder dicht gedraaid, en de productie bij de CMC-melkunie -fabrieken in Rotterdam en Amsterdam werd uiteindelijk helemaal stil gelegd, omdat de ruim 100 CMC-Melkunie chauffeurs voor de tweede dag op rij niet wilden uitrijden en de melkvoorraden in de koelcellen zich ophoopten. In Rotterdam stond al 1 miljoen liter in de koelcel, zodat er geen plaats meer was voor nieuwe voorraden. En als die ruimte er wel was, ging men geen productie meer draaien; die zou waarschijnlijk toch niet verkocht kunnen worden door de aanhoudende staking. De directie van CMC-melkunie probeerde toestemming te krijgen van de stakers om de voorraad melk en melkproducten die in Amsterdam en Rotterdam in de koelcellen lag, weg te halen, omdat zij anders zou bederven. De stakers gaven aan daar alsnog weinig voor te voelen.
Ondertussen werden de stakende melkrijders in Amsterdam door twee vakbondsmensen regelmatig geïnformeerd over de stand van zaken in Rotterdam. Rond het middaguur die woensdag zag het er naar uit dat de staking zich spoedig over het hele land zou uitbreiden. Een woordvoerder van de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond, veruit de grootste werkgevers-organisatie, noemde de actie van de chauffeurs “zeer ernstig". Want bij het noordelijk zuivelconcern Domo liep die dag ook nog eens een ultimatum van het personeel aan de directie af. En een dag later was dat het geval bij Coberco in Arnhem en Ormet in Twente. Het personeel zou dan beslissen of de acties zouden worden uitgebreid.
Van hun bonden kregen de stakende chauffeurs van de CMC-melkunie, 60 gulden netto per dag uit de stakingskassen. De bonden van de FNV en het CNV zetten toen wijselijk zelf geen acties op, maar steunden de acties van hun leden. Dat maakte het nemen van juridische stappen door de directie van CMC-melkunie een stuk moeilijker, ook al omdat de chauffeurs hadden besloten net zo lang door te gaan tot er een goedresultaat was bereikt.
Donderdag 10 januari 1980
Belgische en Franse melkexporteurs deden ondertussen hun uiterste best om het gat op te vullen dat was ontstaan nadat de distributiecentra van CMC-melkunie in Amsterdam en de melkfabriek in Rotterdam door de zuivelstaking waren stilgelegd. Per zeecontainer werd gesteriliseerde melk aangevoerd. Die melk werd bij het DC van Albert Heijn in Breukelen gelost, dat moest aan de achterkant van het gebouw in een aparte loods. Ik weet dat, omdat ik daar zelf een volle combinatie met 24 pallets houdbare melk heb gelost - besmet werk - iets waar ik pas later achter kwam. Ik heb dit werk verder ook geweigerd, mede omdat ik er onder valse voorwendselen naar toe werd gestuurd. Het was zogenaamd extra opslag voor als de staking beëindigd zou zijn. Maar de heftruckchauffeur verzekerde mij dat het gelijk naar de filialen ging toen ik het gelost had.
Overigens, toen de staking van de zuivelchauffeurs dreigde, kwamen er direct al telefoontjes bij de landbouworganisaties binnenin de vorm van: Ik heb een groot rijbewijs en wil wel op die melkauto’s rijden. De meeste van deze telefoontjes kwamen trouwens van akkerbouwers. De directie van CMC-melkunie is hier toen zeer wijselijk niet op in gegaan. Opmerkelijk hierbij was, dat, als deze staking veel langer zou gaan duren, dit de 75.000 aangesloten boeren zeker niet zou treffen. Zij kregen van de fabriek de normale prijs voor de geleverde melk. Die werd tijdens de staking gewoon opgehaald, omdat men de situatie niet wilde laten escaleren. Maar blijvend verpoederen van de melk zou natuurlijk wel de resultaten van de CMC-melkunie drukken. Bezwaar tegen verpoedering hadden de stakers en vakbonden overigens niet, gezien de voorraden. Als CMC-melkunie die elders zou proberen onder te brengen, zou dat ook nergens worden belet. In de winter lag de melkproductie ongeveer 30 procent lager dan in de zomer, maar als de coöperatieve melkbedrijven stil zouden kwamen te liggen, gingen de 75.000 leverende boeren dat ook weldra in hun portemonnee voelen.
De zuivelwerkgevers en de voedingsbonden, die de staking van de melkrijders steunden, hadden de hele woensdag ervoor informeel met elkaar om de tafel gezeten om te bekijken of formele onderhandelingen zin zouden hebben. Zeer laat in de avond waren daar nog geen resultaten van bekend. Aan het begin van die avond hadden de werkgevers nog onderling telefonisch vergaderd over de vraag of hun deelnemers aan het gesprek gemachtigd zouden moeten worden om eventueel onmiddellijk met de echte onderhandelingen te beginnen. De werkgevers vonden dat, als er een basis was gevonden voor formeel overleg, alle bij de zuivel-cao betrokken partijen mee moesten praten. Dat waren, behalve de voedingsbonden van de FNV en het CNV, ook de industriebonden en de organisatie van hoger personeel. Overigens zouden de acties van de chauffeurs bij CMC-melkunie in Amsterdam en Rotterdam absoluut niet in afwachting van de resultaten van latere formele onderhandelingen worden opgeschort. Ondertussen was er die dag
nog steeds druk overleg geweest met de actieleiders uit Rotterdam, waar immers ook nog steeds door de chauffeurs gestaakt werd. Af en toe informeerde er iemand of er al iets nader bekend was, maar dat bleek nog niet het geval te zijn. Toen de Rotterdammers weer vertrokken waren, wilde stakingsleider Jan Loos wel wat zeggen over de gang van zaken bij de staking. Volgens hem bestond er een grote mate van overeenstemming tussen de Rotterdamse stakers en hun Amsterdamse collega's. De sfeer hier in het bedrijf was best. Bij het hek was het die ochtend wel even moeilijk door ruzie makende melkslijters, maar ze waren er toch uitgekomen. De hoge heren van CMC-melkunie hielpen mee om de actie in goede banen te leiden, en dat was voor alle partijen wel zo prettig.
De stakende chauffeurs waren dan ook absoluut niet van plan met hun actie te stoppen voordat er iets bereikt was, en dan zeker niet in de vorm van een of andere vage mondelinge overeenkomst, een toezegging of belofte; zij eisten een concrete inwilliging van hun eisen. De verwachting was dan ook dat voor zaterdag 12 januari de actie vast nog niet afgelopen zou zijn. Althans, daar werd al niet op gerekend. Tenzij er natuurlijk, tegen alle verwachtingen in, voor dat tijdstip nog een eind aan de staking zou komen. Extra woede wekte daarbij ook nog een merkwaardige tweeslachtigheid in het zuivelwerkgeverskamp. Er waren ondernemingen, zoals Van Grieken in Den Haag, die de chauffeurs al wel toeslagen betaalden. Alleen naar buiten mocht dat niet officieel worden. Sterker nog: dezelfde werkgever die met de ene hand stiekem het personeel iets toestopte, nam in de andere de microfoon om te roepen dat eerst de onderzoeksresultaten moesten worden afgewacht, voordat er weer zaken konden worden gedaan over betere betaling.
Ondertussen stond er toen ook nog steeds een uitbreiding van de staking elders in het land op stapel, bijvoorbeeld bij Domo in Groningen. Moeite met mensen die tegen hun wil door deze actie niet konden werken was er volgens de heer Loos niet. Die lui hier in Amsterdam trekken gewoon een lijn, vandaar ook dat de sfeer zo goed is.
De CMC-melkunie leiding keek echter heel wat zorgelijker tegen de actie aan. Niet alleen waren daar de financiële gevolgen voor het bedrijf, maar het betekende ook veel voor de werksfeer. De heer Rateland, een van de leidinggevende functionarissen van CMC-melkunie, was opvallend terughoudend over de mensen die wel wilden werken, maar het niet konden. Hij zei niet dat ze er waren, maar hij ontkende het ook niet. En zijn zorgvuldigheid hierin, gaf in elk geval te denken. Hij kon hierover wel wat zeggen, maar wou niet dat het naar buiten kwam. Hij zei: ”Straks moeten alle mensen in dit bedrijf weer met elkaar verder werken. Om over deze dingen nu te spreken, zou dat wel eens onnodig moeilijk kunnen maken.” Die continuïteit van het bedrijf was de grootste zorg van de heer Rateland. Hij was er dan ook bang voor om door onvoorzichtige uitlatingen de sfeer aan de onderhandelingstafel negatief te beïnvloeden.
In Rotterdam hadden de stakende chauffeurs alle poorten hermetisch afgesloten om twee van de 45 chauffeurs die zich als werkwillige hadden aangemeld te beletten met hun melkauto het terrein te verlaten. Er waren enkele felle woordenwisselingen met de stakende collega's, maar grote problemen deden zich daarbij in Rotterdam niet voor, aldus de voedingsbonden. Gevolg hiervan was wel dat nu ook de melkhandelaren hierdoor niet meer het terrein op konden en dus geen melk meer mee kregen.
Bij de stakingen in de Rotterdamse en Amsterdamse CMC-melkunie fabrieken ging het om in totaal zo’n vijf miljoen liter melk en melkproducten per week. Behalve de dagverse melk kwam door de acties in de zuivel ook de productie van vla, yoghurt, rijstepap en allerlei toetjes steeds meer in het gedrang.
Het zwaarst omhoog met de staking, en de vastlopende productie, zaten de meer dan 300 winkels van Albert Heijn. Die betrokken toen ook al hun melk, in aangepaste AH - verpakking, van de CMC-melkunie bedrijven. Door de acties in Rotterdam en Amsterdam stonden veel AH - supermarkten in het gehele land al sinds woensdag helemaal droog. Volgens Wim van de Breemen had Albert Heijn geprobeerd zijn productie in het westen tijdelijk ondergebracht te krijgen bij een melkfabriek in Twente. Maar dat werd door vakbondsleden van ons in Almelo verhinderd: werk voor AH was overal elders “besmet" verklaard. Ook bij de CMC-melkunie vestiging in Utrecht deed zich die avond een incident voor. Het personeel moest overwerken voor de bevoorrading supermarkten van Albert Heijn. Omdat dit besmet werk was, werd dit resoluut geweigerd, waarop de directie met ontslag dreigde. Na tussenkomst van de Voedingsbond FNV werd dit dreigement ingetrokken.
De "opening" in de richting van een beëindiging van de chauffeursstaking kwam die morgen om half zes in Utrecht, nadat de werkgeversorganisaties FRZ en WZM de hele nacht met de vakbonden hadden overlegd. De werkgevers waren sinds dat gesprek bereid werknemers in de zuivel, in principe, voorschotten te verlenen, vooruitlopend op de nog komende herwaardering van functies. Ook waren de werkgevers bereid regelingen te treffen voor onaangenaam werk. Volgens beide partijen was de bereidheid om die dag nog een einde te maken aan het conflict in de zuivelindustrie, nu wel duidelijk aanwezig.
Vrijdag 11 januari 1980
Tijdens een druk telefonisch overleg vanuit Utrecht tussen de voedingsbonden en de stakers in de zuivelindustrie, kwam er op donderavond laat een akkoord tussen vakbonden en werkgevers. Na lang onderhandelen waren ze het eens geworden. Dit akkoord gold voor zowel de melkrijders als voor de werknemers in de fabriek. Beide partijen maakten toen wel het voorbehoud dat minister Albeda het akkoord moest goedkeuren. De regering had immers een loonpauze afgekondigd. Werkgeversonderhandelaar Zijlstra zei te verwachten dat, als er een akkoord zou worden bereikt, de stakingen die dag voorbij zouden zijn. Dat akkoord werd na een hele avond onderhandelingen uiteindelijk bereikt. Voorzitter R. Zijlstra van de Koninklijke Nederlandse zuivelbond FMZ zei die donderdagavond zeer gelukkig te zijn met de bereikte overeenstemming. “We zijn uit een impasse gekomen en uit een dreigende conflictsituatie die voor Nederland nogal wat gevolgen zou hebben gehad,” aldus Zijlstra. Na drie volle dagen, was de staking voorbij. De chauffeurs van CMC-melkunie waren akkoord gegaan met het aanbod van de werkgevers om per week een voorschot te krijgen van 15,20 bruto, vooruitlopend op de resultaten van het onderzoek naar een betere functiewaardering. Vooruitlopend op het bereikte akkoord hebben de 55 chauffeurs van het distributiecentrum van CMC/Melkunie in Amsterdam en de 45 chauffeurs van CMC in Rotterdam, die sinds dinsdagochtend in staking waren, mede op advies van de vakbonden, op vrijdagmorgen 11 januari het werk weer hervat.
Toen alle partijen er eenmaal uit waren gekomen was er een grote taak weggelegd voor de productie-medewerkers om nog voor dat weekend weer verse melk bij de afnemers te krijgen. Technisch gezien kost het ongeveer een halve dag om het hele productieproces weer op gang te hebben, aldus directeur B. W. Reusken van de CMC-melkunie fabriek in de Rotterdamse Spaanse Polder. Zijn mensen stonden al dagenlang klaar om meteen na een bereikt akkoord weer te beginnen met de productie.
Het grootste probleem na de afloop van deze staking was, dat er niet meteen aan de enorme vraag kon worden voldaan. De eerste dagen na de staking was de melk nog op rantsoen en werden de afnemers slechts beperkt bevoorraad, dit vanwege de zeer vele bestellingen die er al voor de staking binnen waren gekomen.
Het weekend na de staking waren er bij de melkslijters en in de winkels weer volop melk en melkproducten verkrijgbaar.
Geplaatst: 22 september 2016