Historie Melkvervoer
Menken Oud Gastel

MENKEN OUD GASTEL

Het avontuur van Nestlé in Oud Gastel was slechts van korte duur: 14 juli 1973 maakte Menken Landbouw te Wassenaar de overname bekend van het consumptiemelkbedrijf in Oud Gastel en van een aantal melkdistributiestations van Nestlé. Ook het melk-ontvangststation in Goes met twaalf werknemers was onderdeel van de overname. Er veranderde verder niets aan hun situatie; allen konden blijven op hun vertrouwde werkplek. Verder betrof het de melkstations in Bergen op Zoom, Rozenburg, Maassluis, Vlaardingen en Schiedam, die dus alle overgingen naar Menken Landbouw te Wassenaar. Het melkontvangst- en distributiestation in Goes, opgericht 4 mei 1951, had op het moment van overname door Menken 260 melkveehouders uit Beveland onder z’n hoede, die daar hun melk aanleverden, en 90 melkslijters die er hun zuivelproducten afnamen.

Het toch wel snelle afstoten door Nestlé van het consumptiemelkbedrijf in Oud Gastel en al die melkontvangststations had als reden dat het bedrijf meer zag in de winkelverkoop van zuivelproducten. Op de achtergrond speelde waarschijnlijk ook de vrees voor een sociaal conflict een rol, zoals bij de overname van de N.V. Koninklijke Hollandia zo'n drie jaar daarvoor. Men koos nu voor een goede en sociale overnamepartner bij wie de handhaving van de werkgelegenheid voorop stond en waarbij de voortzetting van het bedrijf in Oud Gastel gegarandeerd was. Men vond in Menken Landbouw de juiste overname-partner; dat bedrijf was specialist in de productie en distributie van zuivelproducten. Ook de vakbonden, ondernemingsraden, het personeel van Oud Gastel en alle melkstations, in totaal 160 werknemers, konden zich hierin vinden. Menken Landbouw kon door deze overname zijn toen nog bescheiden positie in het zuiden en zuidwesten aanzienlijk versterken, mede door de vele ontwikkelingen in de comsumptiemelk- branche, die veroorzaakt werden door de steeds grotere concentraties van melkfabrieken en de snel wijzigende distributie-kanalen. Goes, als melkontvangst-station, beschikte volgens bedrijfsleider P.A. Huijskens niet over de juiste mogelijkheden voor een goede bevoorrading van de winkelketens; ook de straatverkoop via de slijters vertoonde een behoorlijke terugval. Door de overname van Menken Landbouw konden de afzetmogelijkheden van de zuidelijke melkinrichtingen volgens hem worden vergroot.

Nieuwe bazen, nieuwe wetten; dat ondervonden vele melkveehouders met weinig melkvee aan den lijve. Ruim twee jaar nadat Menken Landbouw het melkontvangststation in Goes had overgenomen, was het gedaan met het ophalen van de melkbussen op Zuid-Beveland. Vanaf 5 oktober 1975 haalde Menken, die al het vervoer op Zuid-Beveland in handen had, de melk alleen nog op uit melkkoeltanks, met een RMO. Een melkbus moest tussen de boerderij en de fabriek immers zes tot zeven keer getild worden.

Voor een melkkoeltank betaalde je in die tijd zo'n 6000 gulden, dat bedrag was niet of nauwelijks op te brengen voor de meeste kleine melkveehouders met slecht enkele melkkoeien. Maar zij die met een klein aantal melkkoeien het wel konden of wilden betalen hadden evengoed pech, want kleine hoeveelheden aangeboden melk werden simpelweg niet door een RMO opgehaald. Menken hanteerde een minimum quotum van 35.000 liter melk op jaarbasis. En alles wat daar aan liters melk onder zat, werd voor een RMO, die destijds toch al gauw zo'n 100.000 gulden kostte, te kostbaar en dus onrendabel, volgens Menken. Die kleine boeren moesten die paar melkkoeien maar opruimen, zo was hun redenering.


Ook voor de melkrijders die toen de melkbussen van en naar de boer en fabriek reden was het gedaan. Voor veel van de eigen rijders zat het er op, en voor de melkrijders van Menken werd het ook omschakelen: het rijden van bussenmelk werd het leveren van zuivelproducten aan melkboeren en winkels.

Op 1 april 1976 werd een nieuwe verordening van het Bedrijfschap Melk en Zuivelproducten van kracht: de ambulante melkhandel werd verplicht zijn zuivelproducten gekoeld tot 15 graden of minder, af te leveren aan zijn klanten: de melkslijters die aan huis bezorgden. Voor de melkveehouders gold de verplichting om de melk bedoeld voor consumptie te bewaren in melktanks met een maximum temperatuur van vier graden. De melkfabriek was op grond van de warenwet "verplicht" de melkproducten onder de 10 graden aan de melkhandel af te leveren. Directeur de Boer in Oud Gastel voorzag geen enkel probleem, de levering van melkproducten geschiedde met koelwagens en werd afgeleverd bij de slijter, waar het ook direct weer de koelcel in ging, op een temperatuur van 6 graden.

De bedrijfsleider van het melkontvangstation en afgiftedepot, de heer P.A. Huyskens, ontving uit handen van burgemeester F.G.H. Huber van de plaats Goes, op woensdag 7 januari 1976 de eremedaille in zilver behorende bij de orde van Oranje Nassau. Deze koninklijke onderscheiding kreeg hij in verband met zijn 40-jarig jubileum bij Menken Landbouw. Huyskens, was zijn loopbaan begonnen als administratief medewerker in Oud Gastel, bij toen nog Hollandia, Maar door zelfstudie en het behalen van de benodigde diploma’s klom hij op tot bedrijfsleider in het nieuw te openen melkontvangstation in Goes, op juni 1951, waar enkele jaren later ook een afgiftedepot voor de melkslijters kwam. Ook voor zijn inzet als melkwinnings-adviseur en zijn goede contacten met de melkslijters werd hij geprezen; vele melkleveranciers en -afnemers en andere genodigden kwamen hem op de door de directie van Menken aangeboden receptie feliciteren met deze mijlpaal.
 
In datzelfde jaar 1976 op zaterdag 25 september nam de heer S.van Oers, chef de bureau, afscheid wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.

Menken Landbouw - Holding B.V. was in die jaren aanzienlijk gegroeid, vele bedrijven waren overgenomen en geïntegreerd. Het zal in 1976 - 1977 zijn geweest dat de directie besloot om in Oud Gastel een forse uitbreiding te realiseren, en daarnaast de ontwikkeling van nieuwe producten extra te stimuleren. Hiervoor was meer ruimte nodig; naast de bestaande fabrieksgebouwen van het consumptiemelkbedrijf verrees een compleet nieuw bedrijf dat speciaal werd ingericht voor de productie van verse kaasjes.

September 1977 werd begonnen met de bouw van de nieuwe fabriek; het werd een voor die tijd zeer modern en vooral functioneel fabrieksgebouw, met een vloeroppervlakte van 2200 m²; de investering bedroeg zes miljoen gulden. De modernste machines en verpakkingsapparatuur voor de kaasproductie en verdere verwerking werden in de nieuwe fabriek geplaatst; hoge kwaliteit en efficiëntie waren een groot goed. Na de oplevering en na een inwerkperiode werd de nieuwe fabriek officieel in gebruik gesteld door Ingenieur P. Koks, adjunct-directeur van het Ministerie van Landbouw en Voedselvoorziening, afd. veehouderijen en zuivel. Tijdens de bouw had de directie van Menken besloten om er een nieuwe B.V. van te maken; dat werd Menken Dairy Food B.V. te Oud Gastel, onder de directie van de heer J. Heemskerk. De producten, gefabriceerd in die nieuwe fabriek, waar op dat moment al zestien medewerkers werkzaam waren, kregen de merknaam ‘Cessibon’.

L. Th. Menken

P.A. Huyskens

Menken Dairy Food

In de jaren die hierop volgden, werd het assortiment voor binnen- en buitenland fors uitgebreid, met een serie lang-houdbare speciale producten op zuivel- en non-dairy basis, zowel onder het eigen merk, als voor derden; denk hierbij aan spuitbussen met slagroom, verschillende soorten desserts, cream-cheese, koffiemelk, koffieroom en lang-houdbare melk. Over de grenzen had men een vooraanstaande positie opgebouwd dankzij een flexibele opstelling en stringente kwaliteitscontroles, en een continu proces van productontwikkeling en innovatie op high-tech basis. Eind jaren ‘80, bood Menken aan 800 mensen werk, van wie er 200 in Oud Gastel werkten, en het bedrijf had een omzet van 450 miljoen gulden op jaarbasis, waarvan een derde in het buitenland werd gerealiseerd. Per dag werd er in Oud Gastel 20.000 liter melk verwerkt tot lang-houdbare producten.

De schok was ook bij Menken Dairy Food B.V. groot toen de Europese Commissie op 28 november 1986 de vijf grootste zuivelondernemingen in Nederland zware boetes oplegde, van in totaal vijftien miljoen gulden, wegens kartelvorming. De bedrijven hadden samengewerkt bij het op de markt brengen van melk in België, wat tegen EG-kartelregels is. De ondernemingen Melkunie, DMV-Campina, Coberco, Noord-Nederland Beilen en Menken hadden volgens de Commissie de markt afgesloten voor kleinere concurrenten. Onder de paraplu van de combinatie Meldoc zouden zij sinds 1983 Nederlandse melk via bepaalde Belgische supermarkten onder de prijs hebben verkocht. Melkunie Holland kreeg de grootste boete: 7,4 miljoen gulden. Coberco in Zutphen moest 3,2 miljoen gulden betalen, DMV-Campina in Veghel 2,4 miljoen gulden, Noord-Nederland in Beilen 1,4 miljoen gulden en Menken Landbouw in Wassenaar 1 miljoen gulden. De melkveehouders, zo was de verwachting, moesten mee opdraaien voor de boete van ruim vijftien miljoen gulden. Zij kregen namelijk minder melkgeld uitbetaald.

Ik zelf heb die vijf jaren dat Meldoc bestond, ook deze melk gereden vanuit Oud Gastel naar de diverse D.C. 's in België. Ik moest er al vroeg laden weet ik nog, om dan van daaruit, via de oude grensovergang in Nispen, in te klaren en dan ging het de grens over naar een van de vele klanten; mooie dagritten waren dat. Ik weet nog goed dat we er abrupt mee moesten stoppen na de uitspraak en de zeer hoge boetes die door de Europese Commissie waren opgelegd.

Op 28 oktober 1988, maakte Menken Landbouw B.V. te Wassenaar en Van Grieken B.V te Rijswijk bekend volledig te gaan samenwerken. Doel van deze samenwerking was om tot een versterking van de marketing en productie-mogelijkheden te komen en logistiek voordeel te behalen; gelet op de vele concentraties elders in de zuivelindustrie zowel nationaal als internationaal was dit niet vreemd. Beide bedrijven verwachtten dat deze fusie niet zou leiden tot gedwongen ontslagen. Menken Landbouw B.V. te Wassenaar, had eind jaren ‘ 80 een jaaromzet van 180 miljoen gulden, met het verwerken van 140 miljoen liter melk per jaar. Van Grieken B.V. te Rijswijk had toen een jaaromzet van 85 miljoen gulden bij een omzet van 70 miljoen liter melk per jaar. De coöperatieve Melkunie Holland had een aandeel van 40% in deze nieuwe Menken Van Grieken-combinatie; de belangen van de familie Menken en Van Grieken samen waren goed voor de overige 60%; die werden ondergebracht in twee houdstermaatschappijen. Voor deze nieuwe combinatie was het afzetgebied toen voornamelijk het Westen van het land en delen van Noord-Brabant en Limburg. West-Brabant en een gedeelte van Zeeland werden toen nog bevoorraad door Oud Gastel.

Dat het voorspoedig ging in Oud Gastel bleek wel uit een nieuwe investering begin 1991 van 3.7 miljoen gulden voor een nieuwe productielijn, die in maart van dat jaar operationeel werd. Het betrof hier een nieuwe lijn voor de productie van koffiemelkcups. De bestaande lijn met een capaciteit van ongeveer 200 miljoen stuks zat aan zijn maximum en moest worden vervangen. Buiten het produceren voor derden, had men sinds 1990 ook een eigen merknaam op de markt gebracht : ‘Menkomel’. De productenreeks bestond onder andere uit koffiemelkcups, spuitslagroom, whipping en topping, al deze producten werden onder UHT-sterilisatie afgevuld, Deze afkorting staat voor ultra-hoge temperatuur - het kortstondig in enkele seconden verhitten tot zeer hoge temperatuur van ongeveer 140°C. Voor de werknemers betekende het dat men steriele wegwerpkleding met hoofddeksel moest dragen, en voordat men de productieruimte betrad eerst met de laarzen door een ontsmettingsbak moest lopen.


Dat technisch geschoold personeel niet helemaal gecharmeerd was van een baan in de zuivel, ondervonden ze in die tijd ook bij Menken. De toch al schaarse sollicitanten moesten ervan overtuigd worden dat naast een goed salaris het werken bij Menken Dairy Food B.V. echt wel iets anders was, niet te vergelijken met zomaar werk in een doorsnee consumptiemelkfabriek. De hoogwaardige producten die daar werden geproduceerd met geavanceerde machines vereisten nu eenmaal technisch hoog gekwalificeerd personeel.

Terwijl elders in het land al stakingen waren uitgebroken voor een betere zuivel- cao, gebeurde dat uiteindelijk ook in Oud Gastel. Op maandag 13 april 1992, de dag dat Limburg werd getroffen door een lichte aardbeving, legde het personeel, waarvan slechts 35% van de 220 werknemers was aangesloten bij een vakbond, het werk neer. Grootste conflictpunt was, naast de eis van loonstijging en prijscompensatie, de VUT-regeling. De werkgevers wilden die verhogen van 59 naar 60 jaar, en daar waren de bonden en werknemers het niet mee eens. Zoals altijd bij een zuivelstaking doen de koeien niet mee en er dreigde dus een milieuramp. Die werd deels door de rechter voorkomen, want als de melkfabrieken de melk niet meer konden ontvangen en verwerken, zouden de boeren de melk noodgedwongen in het riool of de mestput moeten lozen. De staking, waaraan 41 bedrijven in het hele land hebben meegedaan, heeft vijf dagen geduurd. De Voedingsbond FNV schortte de acties op en riep zijn leden die morgen op om dinsdag na Pasen weer aan het werk te gaan, met als voornaamste argumenten: het milieu voor schade behoeden en de onverwacht grote agressie van de boeren die niet verder moest escaleren. De CNV-vakbond had overigens al een akkoord met de werkgevers kunnen bereiken.

Maandag 1 februari 1993 werd een zwarte dag voor Menken in Oud Gastel: wegens een reorganisatie moesten er binnen twee jaar 50 banen verdwijnen. Ondanks dat het niet ging om gedwongen ontslagen, maar om een natuurlijk verloop en overplaatsingen, en ondanks dat het al een tijdje in de lucht hing, kwamen deze ingrijpende maatregelingen toch hard aan bij het personeel. De grootste klappen vielen op de afdelingen melkontvangst, productie, en bij de technische en kwaliteitsdienst. Om uit de rode cijfers te blijven moest er worden afgeslankt, men had bedacht dat de ontvangen melk van de boeren voortaan niet meer in Oud Gastel moest worden gelost, maar bij het moederbedrijf in Wassenaar.

De oude apparatuur voor het ontvangen en verwerken van de aangevoerde melk was al afgeschreven en voldeed ook niet meer aan de eisen van die tijd. Besloten werd deze niet meer te vernieuwen. Omdat de melk in Wassenaar werd gelost, werd ook de verwerking als het ware omgedraaid; de bij de verwerking vrijgekomen room ging nu naar Oud Gastel, voor onder andere de vervaardiging van spuitbussen slagroom, waar ze in Oud Gastel toch de grootste fabrikant van Europa mee waren. Voor de ontvangst van die room uit Wassenaar moest er toen wel voor 5.5 miljoen gulden worden geïnvesteerd in de noodzakelijke machines. Verder bleven ze de witmaker voor de koffiecups produceren, evenals zuivelproducten op plantaardige basis, zoals ‘Menkomel’.


In Oud Gastel werkten op dat moment zo'n 200 werknemers, de omzet groeide tussen 1987 en 1991 gemiddeld 10% per jaar. In 1992 was de groei echter voorbij en moesten alle zeilen worden bijgezet om tot een zelfde resultaat te komen als in 1991. Hoofdoorzaak was volgens F. Barel de recessie die toen heerste in Europa; 80% van de productie in Oud Gastel ging naar het buitenland. Door die recessie en de steeds duurder wordende gulden ten opzichte van veel andere valuta, daalde de vraag uit met name de landen Engeland, Italië en Spanje. Op 16 maart 1993 was er overeenstemming en werd er een akkoord gesloten tussen de vakbonden en Menken Dairy Food B.V. in Oud Gastel.

Twee jaar later, in september 1995, was de reorganisatie een feit, er kwamen geen R M O 's meer het terrein op gereden bij Menken in Oud Gastel, de onderneming was van melkfabriek veranderd in een voedingsmiddelenbedrijf; de geheel verbouwde fabriek werd op 14 september 1995 feestelijk geopend. Alle grondstoffen en ingrediënten werden voortaan aangeleverd vanuit Wassenaar waar alle melk werd verwerkt; diverse producten werden afgestoten. Het personeels-bestand was zoals gepland met 50 werknemers gereduceerd. Had men deze koerswijziging niet gevolgd dan was Oud Gastel gegarandeerd in de rode cijfers gekomen, aldus directeur F.J. Barel.

Menken Dairy Food B.V. concentreerde zich vanaf toen geheel op drie productgroepen; dat waren plantaardige producten, room en kaas. Het bedrijf stopte met de productie van desserts en fruitsappen. De bedoeling was om met de drie hoofdproducten een vooraanstaande positie in te nemen in Europa, maar ook in Japan en Argentinië, waar al regelmatig room en kaas naar toe ging. Directeur F.J. Barel sprak van een niche-strategie; hij voorzag een beperkt maar wel zeer aantrekkelijk marktsegment. Met de slagroom in spuitbussen - met in Nederland de merken ‘Tastau’ en ‘Cessibon’ - was al bewezen dat dit moest lukken. In Europa had men toen een marktaandeel van 20 miljoen spuitbussen per jaar. De room op zich vormde 50% van de omzet, wat neerkwam op 110 miljoen gulden; de kaas en de plantaardige producten kwamen tot zo'n 25%. Veel werd er verwacht van de zogenaamde namaak-slagroom van het eigen merk ‘Menkomel’, en van de koffiemelk.

Ook van de kaasgroep had men hoge verwachtingen, zeker van de uit Sterovita-Dordrecht overgekomen ‘Mon-Chou’, die ik zelf daar nog enige jaren heb mogen vervoeren, van 1991 tot 1993.


Draaide men in 1987 nog een omzet van 70 miljoen gulden, waarvan 2% in eigen land, dit was in 1995 reeds 110 miljoen gulden met 20% uit eigen land, wat vooral te danken was aan de plantaardige producten. Het rendement op het geïnvesteerd vermogen was toegenomen van 12% in 1993 tot 18% in 1995. Volgens F.J. Barel had men met deze nieuwe strategie drie geslaagde doelen weten te bereiken: kleiner, beter en anders. Maar men sloot niet uit dat Menken Dairy Food B.V. in de toekomst toch weer zou kunnen groeien.


Directeur F.J. Barel van Menken Dairy Food B.V. werd in januari 1996 benoemd tot directeur bij de Menken Holding in Wassenaar, waar hij in juni van dat jaar pas begon, omdat hij van mening was dat zijn opvolging in Oud Gastel eerst goed moest zijn geregeld. Zijn opvolger werd de heer J. Tromp, 40 jaar oud, die naast het directeurschap bij Menken Dairy Food B.V. ook de eindverantwoordelijkheid kreeg bij de zusterbedrijven Menken-Polderland, France Crème en Schroeder.

Wat directeur F.J. Barel in 1995 al voorzichtig voorspelde, werd in oktober 1997 bewaarheid, Menken Dairy Food B.V. in Oud Gastel ging uitbreiden. Directeur Tromp kondigde met trots aan, dat er maar liefst 15 miljoen gulden werd geïnvesteerd in twee nieuwe productielijnen. Uit concurrentie overwegingen kon hij toen niet vertellen om welke producten het precies ging, wel dat het producten waren van het zelfde segment als de room, kaas, en plantaardige producten. De twee nieuwe productielijnen zouden vermoedelijk ook geen extra banen op leveren. Er werkten op dat moment ongeveer zo'n 160 werknemers, de omzet bedroeg dat jaar, zo'n 128 miljoen gulden gelijk aan die van 1996. Men sprak dan ook van twee topjaren, hoewel de verwachting was, dat deomzet wel eens zou kunnen dalen door de hogere inkoopprijzen van vet en room.

Vrijdag 7 november 1997 kwam het bericht naar buiten dat Campina Melkunie het consumptiemelkbedrijf Menken van Grieken over ging nemen. Menken in Oud Gastel viel toen nog buiten schot, maar nog geen jaar later, op vrijdag 25 september 1998, was er het bericht dat het zuivelconcern Campina Melkunie de bedrijven Menken Dairy Food in Oudgastel en Menken Polderland in Oldenzaal zou overnemen van de aandeelhouders, de families Menken en Van Grieken, Op 9 oktober 1998 ondertekende Campina Melkunie een intentieverklaring voor de overname van de zuivelbedrijven van de Nederlandse Menkengroep. Menken Dairy Food in Oud Gastel zou voortaan onder de vleugels van Campina in België gaan opereren.


In december 2007 kondigden de zuivelcoöperaties van Friesland Foods en Campina aan te willen fuseren. Directies, besturen, raad van commissarissen en ondernemingsraden bereikten in april 2008 al een overeenstemming over de fusie. Op woensdagmiddag 17 december 2008 werd er op de algemene vergadering van zuivelcoöperatie Friesland Foods en de ledenraad van zuivelcoöperatie Campina besloten te fuseren. Eerder op die dag had de Europese Commissie al ingestemd met de fusie, voorwaarde was wel, dat een deel van de dagverse zuivelactiviteiten in Nederland, en een kaasfabriek in Nederland, plus twee merken voor lang-houdbare zuiveldranken in Nederland en België, zouden worden afgestoten.

De daadwerkelijke fusie ging in op 1 januari 2009. Goed drie maanden later, op 7 mei 2009, kwam het bericht dat de fabriek van FrieslandCampina in Oud Gastel het jaar daarop, in juni, dicht zou gaan. Hiermee verdween ook de laatste melkfabriek van West-Brabant en Zeeland. Het bericht sloeg uiteraard in als een bom bij het voltallig personeel; door de sluiting raakten 105 medewerkers hun baan in Oud Gastel kwijt, en na wat later bleek, heeft slechts de helft hiervan werk gevonden binnen FrieslandCampina. Het nieuws werd die dag om 14.00 uur gebracht aan het personeel, de productie is daarna stilgelegd tot 6.00 uur de volgende ochtend om het personeel de kans te geven het slechte nieuws te verwerken.

De aangekondigde sluiting in Oud Gastel, die in dat jaar zijn 100-jarig bestaan zou vieren, was een logisch gevolg van de fusie tussen Campina en Friesland Foods: de productielijnen van room, ijs-mix, koffiemelk en roomkaas waren ook voorhanden op andere vestigingen binnen het nieuwe concern, waar ook nog eens veel meer capaciteit aanwezig was, of met een eenvoudige uitbreiding was te realiseren. In het Belgische Lummen kon men immers ook spuitbussen afvullen, en in Nuenen beschikte men ook over een installatie, die room en ijs-mixen in grootverpakking kon afvullen, en voor de koffiecups en koffiemelk kon men in Aalter en Leeuwarden terecht, en voor de roomkaas was ook nog wel ergens plek voorhanden.


"De Melkfabriek", zoals die toen nog steevast werd genoemd in Oud Gastel, ondanks dat er al jaren geen pak melk meer werd geproduceerd, kenmerkte zich vooral door de enorme betrokkenheid en loyaliteit van alle werknemers, die in een soort gemoedelijke familiesfeer en met de nodige trots, met elkaar voor een goed florerend en winstgevend bedrijf zorgden, een band die ook nog eens extra werd versterkt door een personeels-vereniging, die altijd wel een evenement organiseerde, zoals een viswedstrijd of fietstochten, men had zelfs een eigen voetbal- en atletiekclub.

Tot aan de sluiting, die nog een maand werd uitgesteld vanwege het slechte voorjaar en de daardoor verlate aardbeienoogst, waardoor men noodgedwongen de productie van de spuitroom nog met een maand moest verlengen om niet in problemen te komen met tekorten, en omdat men in het Belgische Lummen er ook nog niet helemaal klaar voor was, bleef alles hetzelfde. Menigeen zal nog wel eens terug denken aan die vertrouwde melkfabriek, die ook wel de nodige tegenslagen heeft gekend, zoals het verlies van twee chauffeurs, die waren omgekomen bij een bombardement in het begin van de Tweede Wereldoorlog, en het omwaaien tijdens een hevige storm van de fabrieksschoorsteen in 1973, die toen boven op het laboratorium belandde. Gelukkig vielen daar geen slachtoffers bij, en die zwarte dag, maandag 1 februari 1993, toen bekend werd gemaakt dat er wegens een reorganisatie en om uit de rode cijfers te blijven, binnen twee jaar 50 banen moesten verdwijnen.
 
Het definitieve einde was in de nacht van vrijdag 23 juli 2010; toen werd in Oud Gastel de allerlaatste spuitbus met room afgevuld, en werden na 101 jaar alle productielijnen voorgoed stilgelegd en de deuren van "De Melkfabriek" in Oud Gastel voorgoed gesloten.
 
Geplaatst: 12 augustus 2014

Terug naar boven ↑

Pagina 24