Historie Melkvervoer
Melkbussenvervoer over weg en water

VERVOER VAN MELKBUSSEN OVER WEG EN WATER

In de tijd dat de koeien nog met de hand gemolken werden - het duurde tot de vijftiger jaren voordat het machinaal melken een grote vlucht nam - goot de boer met melkvee zijn vers gemolken melk via een teems (zeef met een filterpapier) in de melkbus. Hij, of de boerin of zijn knecht, moest deze zelf naar de melkfabriek brengen. Heel in het begin ging dat zelfs nog in houten of koperen kannen, die vaak aan een juk op de schouders vervoerd werden, of het vervoer ging met een handkar of hondenwagen, en bij een iets meer gefortuneerde boer met paard en wagen. Hij nam dan ook vaak voor enkele andere boeren in zijn omgeving de melk mee naar de melkfabriek, tegen een kleine vergoeding. Kortom, de 'melkrijder' was geboren!

Met de opkomst van de zuivelfabrieken, zo van af 1880, kwam ook de ijzeren of stalen melkbus, met twee handvatten en een deksel. op de markt. Deze werd in de jaren 1950 - 1960 vervangen door de veel lichtere aluminium melkbus. Die ijzeren melkbus, een veertiger bijvoorbeeld, woog leeg toch al gauw zo'n 13 kilo, en de aluminium variant zo'n 8 kilo. Dat scheelde heel wat kilo's voor de melkrijder, die de volle melkbussen in één zwaaiende beweging vanaf de weg achterop de wagen zette. In veel gevallen stonden de bussen daar twee - en soms wel driehoog gestapeld. De melkrijder had hier speciale houten vlonders voor laten maken; de bussen werden met een sjortouw extra stevig vastgezet.

Deze standaard melkbussen werden meest met een handkar vanaf de boerderij naar de berm van de openbare weg gereden, om daar door de melkrijder te worden opgehaald. Die vervoerde de bussen vervolgens naar de zuivelfabriek, dat ging aanvankelijk met paard en wagen, of met de tractor met een platte aanhangwagen erachter. Later ging dat met een vrachtauto, waar vaak ook nog een aanhanger was aangekoppeld.


Ook werden de melkbussen over water naar de melkfabriek vervoerd. Zo'n melkvaarder of schipper werd in sommige streken van ons land een ‘pullenvaarder’ genoemd. Als het streng had gevroren en er een dikke laag ijs op de sloten en vaarten lag, gebruikte hij een slee, getrokken door een paard, die een speciaal hoefbeslag had tegen het wegglijden. Ook zette men wel een mast met een zeil op de slee.

Deze, toen nog ijzeren, bussen van 20, 30 of 40 liter dienden dus om de verse melk in te bewaren en te vervoeren; de meest voorkomende maat was 40 liter. Een melkbus had altijd - conform een wettelijk voorschrift - afgeronde naden. Het was tot aan 1980 een alledaags voorwerp op de boerderij en de melkfabriek. Omdat de afstand van de boerderij naar de fabriek kort moest zijn, was er in bijna elk dorp wel een melkfabriek te vinden. Ook de melkboer gebruikte de bus, hij tapte hieruit de melk voor zijn klanten. Ik ben er tot nu toe nog niet achter gekomen wie nou de bedenker van deze standaard melkbus was; mijn vermoeden is dat dit een melkfabriek geweest moet zijn. Ik weet ook niet welk bedrijf als eerste de massaproductie van die vele tienduizenden melkbussen verzorgde.

In deze tijd hebben de melkveehouders allemaal een zeer geavanceerde melktank, waar de melk koel en zonder problemen makkelijk een paar dagen in bewaard kan blijven. Vroeger moest de nog warme melk snel afgevoerd worden van de boerderij naar de melkfabriek. In de zomer gaf dat wel eens problemen en daarom werden de bussen met melk dan in een bak met koud water gezet om te koelen. Desondanks kwam zure melk regelmatig voor in die jaren.

De volle bussen werden bij de melkfabriek gelost op een kettingbaan. Het gebeurde dan wel eens dat de deksel van een melkbus niet los ging, dit kwam dan meestal doordat deze deksel per ongeluk was verwisseld bij de boer, of na het spoelen in de fabriek. De deksel moest dan met geweld worden verwijderd, wat men deed door met een deksel van een andere bus deze los te rammen. Na het monsteren, wegen, legen en schoonspoelen van de bus in de melkfabriek nam de melkrijder of melkvaarder dezelfde, maar nu schone en lege bussen, meteen weer mee terug. Deze werden dan bij zijn volgende rit - de melk werd toen, behalve op zondag, twee maal per dag opgehaald - weer afgezet bij de boer, waarbij de volle weer werden opgeladen.

De kwaliteit van de melkbussen werd regelmatig door de melkfabriek gecontroleerd. Als deze werd afgekeurd kreeg de boer zijn melkbus terug met een etiket erop geplakt, of met een grote lik rode verf. Deze mocht absoluut nooit meer gebruikt worden voor het vervoeren van de verse melk. Om de oudheid van de bus beter te kunnen bepalen werd het productie-jaartal op de bovenrand van de melkbus aangebracht, aan de andere zijde stond meestal de naam van de melkfabriek. Tevens werd het kenmerk van de boer erop aangebracht, dat was meestal een nummer dat erop was gelast of gesoldeerd. Ook een gekleurde bovenrand of een sticker kon aangeven wie de eigenaar was.

Op 31 oktober 1998 was het de Coöperatieve Zuivelfabriek Staphorst die de allerlaatste melkbussen van Nederland in ontvangst nam, terwijl toch al lang daarvoor in ons land de eerste melkkoeltank, dat was in 1959, in gebruik was genomen, en wel op een melkveebedrijf in de Haarlemmermeer. De tweede melkkoeltank werd pas drie jaar later, in 1962, geplaatst op een proefboerderij van de Landbouw Hogeschool te Wageningen, dit in samenwerking met het Melk-hygiënisch Onderzoek Centrum (MOC). In de jaren daarna werden het er steeds meer en meer. Vele honderden melkrijders konden op zoek naar een andere baan; sommigen werden chauffeur op de vaak zelf aangeschafte RMO-auto, voorgefinancierd door de melkfabriek; aan anderen werd soms een baan aangeboden in de melkfabriek, of ze zochten hun heil elders.

En wat is er dan met al die oude, nu overbodige melkbussen gebeurd? Buiten dat de meeste naar de oud-ijzerhandel gingen, gebruikten vele boeren ze om veevoer e.d. in te bewaren. En dan zijn er nog bussen die al of niet beschilderd worden gebruikt als sierobject in huis of tuin, zowel bij de boer als bij de consument. Ook worden deze oude melkbussen - maar dan wel alleen de ijzeren - gebruikt voor het traditionele carbid schieten.

Voor al deze melkrijders, melkvaarders en medewerkers van de vele honderden melkfabrieken die ons land ooit telde - bij wie de melkbussen misschien wel duizenden keren door de handen zijn gegaan, en natuurlijk ook voor de vele liefhebbers van het zuivelvervoer, heb ik de honderden afbeeldingen van het bussenvervoer in al zijn vormen, vanaf rond 1800 tot aan de laatste in Staphorst op 31 oktober 1998, op de volgende pagina van deze website geplaatst. Daar kan u zien hoe het transport van de melk vroeger verliep.


Geplaatst: 28 november 2015

Pagina 20

Terug naar boven ↑